15 september 2019 (Exodus 32, 7-14 en Lucas 15, 1-10)
Lieve mensen, bezoekers van dit mooie kerkje
Deze zomer was ik in Brugge, prachtige Middeleeuwse stad met talloze kerken en kloosters. Ook heel oude, zoals deze. In één van die kerken, de Magdalenakerk, die op de nominatie stond om afgebroken te worden omdat er geen levende kerkgemeenschap meer is om haar te onderhouden, heeft zich een ‘werkplaats’ ontwikkeld, een christelijk geïnspireerde ‘labo voor levensbeschouwing en perspectief’. In die vrijwel lege kerk was deze zomer een bijzonder project, onder de titel ‘Joie de vivre’. Binnen kon je van alles doen en meemaken: meditatief, langzaam schommelen in het grote lege middenschip; gaan staan in drie grote lichtbundels, geel, blauw en rood, die maken dat je je eigen schaduw ziet, in alle kleuren van de regenboog; papieren vliegtuigjes maken, met een wens erop, en die vrijelijk in de ruimte laten rond dwarrelen.
Maar voordat je binnenkomt in die ‘joie de vivre’ kom je langs een beeld in brons, bij de ingang van de kerk: een man of vrouw, liggend, slapend misschien op een houten bank, verscholen in een dikke deken. De naam van het beeld: ‘Homeless Jesus’. Een dakloze zwerver? Een vluchteling die alles achterliet om aan oorlogsgeweld of armoede te ontsnappen? Het voelde bepaald ongemakkelijk om toeschouwer te zijn van dat roerloze beeld, een ‘kunstwerk’, bedoeld, op die plek, om iedere voorbijganger te confronteren met het lijden dat mensen doormaken, om een sterk moreel appèl te doen op iedere toevallig passerende toerist.
Naast de grote kleurige doeken die de ingang van de kerk markeerden, is er ook meteen een herinnering aan het feit dat niet alles even vreugdevol is in deze wereld. En dat er nog van alles te doen is om die Joie de vivre ook buiten het kerkgebouw aanwezig te laten zijn.
Uit dat eerste verhaal van vandaag, uit het boek Exodus, blijkt dat er ook toen van alles aan de hand was. En dat het zelfs zo erg is dat God van plan is nu maar eens af te rekenen met de mensen die hardleers zijn. Die niet willen horen.
En dan ontspint zich een gesprek tussen God en Mozes. Een spannend moment. Er lijkt iets van gelijkwaardigheid gesuggereerd te worden.
Want Mozes is het niet eens met de plannen van God en probeert te redden wat er te redden valt en begint aan een pleidooi. Hij treedt als advocaat voor de mensen op. Wel wetend dat het natuurlijk niet allemaal even fraai is wat er steeds gebeurt, hij vergoelijkt dan ook niets. Hij zegt niet dat het niet erg is. Daarmee zou hij zich ook belachelijk maken, want het is wel erg.
Mozes zegt tegen God: het is altijd wat met de mensen en dat zal ook nooit ophouden.
Hoor. Maar ik kan niet horen, zongen we. Ja, dat kan, natuurlijk. Soms kun je het niet. Er kan van alles zijn.
Hoor. Maar ik wil niet horen, gaat het verder.
Zou ik uw woord verstaan,
ik moest uw wegen gaan,
U volgen hier en nu.
We zongen er misschien vlug overheen, dat doe ik zelf ook. Al heb ik dat beeld van die zwerver op dat bankje bij de ingang van de kerk voor ogen. Maar dat is soms ook moeilijk.
Dat weet Mozes. En ook dat er met dat volgen van alles mis gaat. Maar, God, zo zegt Mozes, Dit zijn jouw mensen en je hebt ze toch niet voor niets bevrijdt? Dat was toch heel wat. En als je ze nu vernietigt, dan heb je dat voor niets gedaan. Dat kun je toch niet maken. En bovendien: de Egyptenaren zullen je uitlachen. Dan is er niets meer over van de mensen die je eens hebt bevrijd. En je hebt nog wel beloofd aan onze voorouders, aan Abraham, Isaak en Jacob, dat uit hen veel nakomelingen zullen komen. Nu, die zijn er inmiddels. Dit zijn ze. Jouw mensen. Tja, dit is het. Het is zeker niet volmaakt en er is altijd wat. Dat zou je zo langzamerhand toch moeten weten.
Inderdaad, zo is het nu eenmaal. En bij nader inzien doet God niet wat hij van plan was. Hij laat zich ompraten door Mozes.
Dat vind ik nou zo leuk aan dit verhaal: God laat zich ompraten. Hij of Zij?? want dat weten we niet, laat zich ompraten en zo kan het leven verder gaan. Met mensen die nog steeds niet volmaakt zijn, maar over het algemeen wel hun best doen.
En dat gaat zo als het gaat. Meestal goed en soms niet. We hebben een boek vol verhalen over God met de mensen, opnieuw geboren.
In dat boek van toekomst lezen we hoe het eeuwenlang verder is gegaan, tot er een nieuwe loot aan de stam van Jesse verschijnt, die alles op z’n eigen manier doet. Prachtig uitgetekend door Lucas, als een partijganger van iedereen die niet zomaar zo gemakkelijk in het middelpunt staat. Die zwerver op dat bankje, de arme, de weduwe, de zieke, de tollenaar en zondaar, de Samaritaan, de verdwaalde en de vrouwen. De vrouwen ook, ja, vandaar dat we 2 dezelfde verhalen moeten lezen, een over een verloren schaap en een schapenhoeder die het zoekt. En een over een vrouw die een muntje kwijt is en als ze het gevonden heeft haar vriendinnen bij elkaar roept.
Twee dezelfde verhalen dus, die zonder elkaar niet compleet zijn. Dat we het maar weten.
Deze verhalen vormen de intro tot het prachtige verhaal over de 2 zonen, waarvan er ene op reis gaat en van alles meemaakt en berooid terug komt, terwijl de ander veilig bij vader thuis gebleven is. Maar dat is te veel voor vandaag.
De beide verhalen over het schaap en het muntje vertellen over wat verloren was, van de weg is afgedwaald, niet bij de anderen is gebleven, en mogelijk dus ook wel verkeerde keuzes heeft gemaakt. Maar dat laatste lezen we er misschien te gemakkelijk zelf in, ook al vanwege de slotzin van beide verhalen, over die ene zondaar die tot inkeer komt.
Er staat niet wie of wat een verkeerde keuze heeft gemaakt. Die 99 of die ene, of dat ene muntje, om ook dat andere verhaal erbij te betrekken. Wie of wat verkeerd is en òf er iets verkeerd is, dat staat er niet. En daar kunnen we het dus over hebben. Er staat ook niet of anderen dan wel een goede keuze hebben gemaakt.
Ik heb jarenlang in een Huis van Bewaring gewerkt als geestelijk verzorger. Natuurlijk zijn deze verhalen daar populair. Heel het Lucas evangelie wordt daar veel gelezen, ook al omdat het begint met de geboorte van Jezus en de herders, die ergens aan de rand van de samenleving in het veld bivakkeerden en toch als eersten het goede nieuws hoorden. Overbekende verhalen, en als je daarmee begonnen bent, en jezelf erin herkent hebt, dat vooral, dan lees je gemakkelijk verder. En dan kom je van alles moois tegen: Het verhaal van de barmhartige Samaritaan, van Maria en Martha, want de vrouwen worden steeds uitdrukkelijk genoemd. En van Zacheüs de tollenaar die zich een boom verschool en waar Jezus toen ging eten. En tussen alles door die eeuwige strijd met degenen die alles denken te weten en zichzelf erg belangrijk vinden: de farizeeën en de schriftgeleerden, die niets anders kunnen dan mopperen, omdat Jezus met zondaars eet. Terwijl ondertussen de tollenaars en zondaars steeds weer genoemd worden als belangrijke luisteraars naar de woorden van Jezus.
En zo hebben we dan in een notendop het Evangelie van Lucas. Dat is heel troostrijk als het niet zo goed met je gaat en je zelfs in de gevangenis bent beland. Want je leest over Jezus waarbij je altijd terecht kunt, die niemand buitensluit, en die ons iets laat zien van een God die vergeeft en nieuwe kansen biedt. En dan hoef je nog niet eens zo goed te kunnen pleiten als Mozes deed.
Maar al die verhalen en zeker dit verhaal over dat ene schaap dat gevonden wordt kunnen ook verstikkend werken. Want het is de vraag of iedereen er wel zo blij mee is als hij gevonden wordt en ergens naar meegenomen. Waar je dan geen invloed op hebt. Talloze malen is het uitgebeeld: een herder met een klein schaapje op z’n schouders. Bij mijn kerstkribbe heb ik ook zo’n beeldje. Het ziet er heel lief uit. Maar stel je je eens voor dat je dat schaapje zou zijn?
Het is de vraag of je dan zo blij bent als je weer eens teruggehaald wordt. Misschien was je wel net op weg en iets aan het ontdekken. Iets waardoor je je uitgedaagd voelt, waar je veel van zou kunnen leren, dat je verder zou kunnen brengen. Of niet, want het kan ook op niets uitlopen, maar dat zie je dan wel weer.
De dichter Anton Korteweg, kruipt in de huid van dat ene schaapje en schrijft:
Liever is het mij te dwalen door het dal van
diepe duisternis, in mijzelf verward en
vrezend alle kwaad, verlangend naar
wie ik ontvlucht ben, dan dat ik het moet
meemaken dat je me weervindt, weerloos en met
horens verstrikt in de struiken natuurlijk.
En dat je me
dan dragen zou en terug
zou voeren naar de grote kudde waarvan jij
altijd al wist dat ik daarvan een heel,
een heel klein schaapje was, natuurlijk.
Nee, spaar mij
de ontferming van
die reddende armen van jou.
(uit: Tussen twee stilten.’ Amsterdam 1982 Mijn herder is de Heer?)
Hier wordt de terugkeer naar geborgenheid afgewezen en in de plaats komt de wil tot zelfbepaling, de keuze voor ontwikkeling en dynamiek, voor toekomst.
En dat is iets wat misschien toch wel past bij mensen van nu, die hun eigen weg willen gaan, zelf hun plannen trekken en hun toekomst willen vormgeven en vooral onafhankelijk willen zijn.
Nadat Lucas zijn prachtige verhalen optekende is de tijd verder gegaan. Wij hebben een hele geschiedenis van vallen en opstaan achter de rug. Er is veel aangericht dat niet fraai is en zeker niet voor herhaling vatbaar. En nog steeds. Tegenwoordig schrijven we dat niet in de Bijbel maar in de krant, of we plaatsen het online. Zodat we het allemaal weten, alles wat in de krochten van onze aardbol gebeurt. En mogelijk heeft God talloze malen opnieuw gedacht dat het zo niet verder kon. Hij is gewoon verder gegaan met de mensen. Tot op vandaag.
Naast de ingang van de Magdalenakerk in Brugge blijft dat beeld van die slapende zwerver op een bankje. Opdat we kunnen horen. Maar er hangen kleurige doeken in de deuropening. En die lokken je naar binnen. En daar wordt je uitgedaagd de vreugde van het leven te ontdekken, op een wijze die past bij jou.
Om de ruimte te nemen om gewoon maar jezelf te zijn en ook maar een tijdje rustig te dwalen. En de kans nemen om te groeien. In het vertrouwen dat er Een is die roept, en je angst uiteen jaagt. En dat we toch nooit, uit elkaars genade zullen vallen, uiteindelijk.
Zo moge het zijn.
Carla van der Heijden