Het is nog maar een paar dagen geleden dat vele mensen overal in feestelijk verlichte kerken bij elkaar kwamen, om te luisteren naar het verhaal van de geboorte, en van de herders. En van die engel. Die engel in stralend licht, die de herders toesprak en zei: wees niet bang, vrees niet… Dat verhaal, dat nog naklinkt in onze oren en ons hart met vreugde vervulde. En met licht Ja, met licht, dat vooral.
Dat licht dat er is voor alle mensen, ook voor hen die niet naar het verhaal luisteren, waarmee het begon, dat oeroude verhaal dat ons na 2000 jaar nog altijd samen doet komen. Midden in de winter, in de donkerste tijd van het jaar.
Iedereen heeft licht nodig om deze tijd te kunnen doorstaan. In de stad is dat goed te zien.Het Lichtfestival is daar wel de duidelijkste illustratie van. Maar ook al die verlichtte straten, natuurlijk bedoeld om ons de winkels binnen te lokken, maken ook dat deze donkere tijd beter te dragen is.
Heel bijzonder ervaarde ik dat enkele weken geleden toen een meneer die geen familie had en die ik beloofd had te zorgen dat alles rondom en na zijn overlijden goed geregeld zou worden in een hospice werd opgenomen. Ik ging er vaak heen, in die 14 dagen dat hij er was. Uren heb ik bij hem gezeten, aanvankelijk konden we nog praten. En toen dat niet meer ging, las ik wat voor of zei een gebed, of was zomaar stil en probeerde hem te laten voelen dat hij niet alleen was. Hoewel ik hem nog niet zo lang kende, deed het me meer dan ik verwacht had. En bovendien voelde ik misschien ook de verantwoordelijkheid die ik droeg.
Als ik dan op de fiets naar huis ging was het altijd al donker buiten en had ik licht nodig. Zoveel mogelijk licht. Ik maakte een kleine omweg om door de Spiegelstraat te kunnen fietsen, waar een guirlande van licht hangt, waaronder ik een douche nam. Ik keek niet naar de etalages. Ik keek alleen maar naar het licht. En ik knapte er van op. In die paar minuten dat ik daar fietste, onder dat licht, dat op me neerdaalde, ….. als dauw uit de hemel, wil ik er bijna achteraan zingen. Dat heb je als je zolang in koren zingt en tientallen, misschien wel honderden regels van liederen in je hart meedraagt, die voortdurend naar boven komen. Neerdalen als dauw uit de hemel dus, zoals een oud lied zingt, dat traditioneel in de tijd voor kerstmis klinkt. Maar dat gaat over gerechtigheid.
Vandaag lopen de verhalen wat door elkaar. Dat is niet erg, want alles heeft ook met alles te maken. En zo horen we, dat het jonge gezinnetje in de tempel is. Het verhaal van het bezoek van de wijzen slaan we nog even over, dat staat in een ander evangelie en houdt u nog te goed. Vandaag houden we het bij Lucas en die heeft het niet over het bezoek van de wijzen. Lucas heeft het over de herders die de als eerste het Kind mogen ontmoeten en dan zijn daarna de ouderen aan de beurt. De oude Simeon en Hanna, die voortdurend in de tempel zijn. Hoogbejaard is Hanna. En zij herkent het kind als teken van bevrijding, van gerechtigheid.
En dat horen we al in haar naam, want in haar naam resoneert ook de naam van die andere Hanna mee. Die vrouw van lang geleden die geen kind kon krijgen en uiteindelijk wel en de toen moeder werd van de grote profeet Samuel. En een gebed met een zeer revolutionaire tekst uitsprak. Diezelfde woorden die zoveel eeuwen later ook door Maria gezegd werden, het Magnificat.
Het zijn inderdaad zeer grote stappen, dwars door de bijbel, maar als het over licht en bevrijding en gerechtigheid gaat, komen we ook bij de kern van de blijde boodschap terecht. En daar hebben Maria en Hanna niet als enige wat over te zeggen. Al is het lied, hun gezamenlijke lied, misschien wel het meest concrete en daardoor ook het meest revolutionaire. Want revolutionair is het wel. En ook erg bekend. Zo bekend, dat het misschien wel een beetje gedachteloos gezongen zou kunnen worden. En dat is misschien wel het gemakkelijkste. Want bij goed lezen kan het moeilijk worden, ook voor mij:
“Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm en drijft uiteen wie zich verheven wanen, heersers stoot hij van hun troon en wie gering is geeft hij aanzien. Wie honger heeft overlaadt hij met gaven, maar rijken stuurt hij weg met lege handen.” (Lucas 1,51-53)
Dat is misschien toch niet zo gemakkelijk allemaal. Omdat het niet vrijblijvend is. Maar het evangelie, de blijde boodschap is niet vrijblijvend. En zeker niet alleen maar mooi.
In het Parool las ik een artikel van onze eigen Amsterdamse Hanna, de straatpastor. Ze schrijft hoe dak- en thuislozen rond de kerstdagen op veel plaatsen terecht kunnen voor diners en gezelligheid, en dat het daklozenkoor de Straatklinkers mocht zingen bij de ontsteken van de kerstboom op de Dam. Vol op aandacht voor de vele mensen die geen gezellig thuis hebben om kerstmis te vieren. Maar dat er ook na kerstmis aandacht nodig is voor hen en dat nog veel moet gebeuren om deze mensen te helpen, en een beter leven te geven. En het is de vraag of dat dan allemaal wel net zo vlot en soepel gaat als tijdens de kerstdagen. Het antwoord daarop weten we wel, eigenlijk.
Maar om toch niet de blijven steken in alles wat misschien beter zou moeten en misschien ook wel zou kunnen, en ons daarom ook een gevoel van machteloosheid kan geven, gaan we ook even kijken bij Jesaja. Want de woorden die deze profeet vandaag voor ons heeft zijn werkelijk prachtig:
“Want zoals de aarde haar gewassen voortbrengt, zoals een tuin het gezaaide laat ontkiemen, zo laat God, de HEER, gerechtigheid ontkiemen en glorie voor het oog van alle volken. Vreugde over Jeruzalem. Omwille van Sion zal ik niet zwijgen, omwille van Jeruzalem ben ik niet stil, totdat het licht van haar gerechtigheid daagt en de fakkel van haar redding brandt. Alle volken zullen je gerechtigheid zien” (uit Jesaja 61 en 62)
Zulke woorden, ooit gesproken tot de mensen die terugkeerden uit de Ballingschap en hun leven weer moesten zien op te bouwen. Woorden waar de vreugde, de hoop en het licht vanaf spatten, die hebben wij nodig. Want we moeten ook zelf kunnen leven, zeker in deze tijd, met die hele lange en vaak koude en zeker donkere maand januari voor de boeg. En dan zijn er in het begin nog wel kleurige lichten in de straten, maar zo ergens halverwege verdwijnen ze meestal. En dan moeten we toch verder zien leven. En dan hebben we de verhalen. Die we koesteren, al eeuwenlang en aan elkaar doorvertellen. Verhalen om van te leven. Visioenen en dromen van Jesaja, bijvoorbeeld. Dagelijks lezen is waarschijnlijk niet echt nodig, ze bewaren in je hart wel.
(Tot besluit lees ik psalm 147 voor uit “Laat mij maar zingen”, van Gert Bremer. De Bijbellezingen zijn uit Jesaja (61,10 – 62,3) en het evangelie van Lucas (2,33-40) Dat is het verhaal van het bezoek van Maria en Josef en de pasgeboren Jezus aan de Tempel, alwaar ze ontvangen worden door de oude Simeon en Hanna)
Carla van der Heijden