Iemand begint te gaan, begint te zingen…

Het is voorjaar, bijna zomer, de terrassen zitten vol en op donderdagavond in de Dominicuskerk zingt het koor “Een lied voor de winter”. Het lied past niet in deze tijd van het jaar, dat weten we wel, maar daar laten we ons niet door weerhouden. We staan in een kring rond de piano en zingen boven onszelf uit: “Gaan, wie durft gaan? hoe gaan we? gaan we niet? waarheen gaan? Weet iemand het wachtwoord? wie heeft een sleutel? Wie heeft iets eetbaars? wie een droom, een heimwee? Iemand begint te gaan, begint te zingen…….”
Het lied is oud, bijna vergeten, niet eens meer opgenomen in nieuwere uitgave van partituren bij de bundel die wij in de Dominicus nog altijd gebruiken. Wie kent het nog? Waar wordt het nog gezongen?
Het moet vroeger toch wel vaak in de Dominicus geklonken hebben, blijkens de oude, versleten koorpartijen die we in onze handen hebben. Ze zijn soms bijna onleesbaar. Sommige koorleden kennen het goed en slepen de anderen mee. Moeilijk is het niet. Het is eind jaren 60 in enkele dagen is ontstaan, toen Huub Oosterhuis met zijn gemeente de Ignatiuskapel plotseling moest verlaten. Bernard Huijbers gebruikte bij uitzondering de makkelijk zingbare 6/8 maat. Het moest immers meteen worden uitgevoerd.
Enkele weken later sluiten we de laatste repetitie voor de zomer af met dit lied, en de dag erna klinkt het in de aula van Zorgvliet, bij een uitvaart.
Hoewel ik het zelf niet eerder gezongen had bewaar ik wel een speciale herinnering aan dit lied. Als meisje van 16 liep ik de Pax Christie voettocht in Den Bosch. Toen ik na 3 dagen lopen met mijn groep de enorme Brabanthallen binnentrok klonk het daar. Het golfde door de hallen. Dit en nog veel meer komt boven tijdens het zingen. Er is daarvoor tijd genoeg, het duurt bijna 10 minuten. Tegen het einde van het lied valt het koor stil en vult de stem van sopraan Tineke de ruimte van de verder lege kerk: “Ik hoef geen weg, geen sleutel…” Andere solisten vallen haar bij. De rest van het koor houdt de adem in.
Dan zingen allen: “Geen zilveren sleeën, geen goud in de grond, enkel een hand op mijn hart en een mond op mijn mond.”

(ook gepubliceerd op de website van de Dominicusgemeente Amsterdam)